Mattheüs 21:33-46 – Vepletterd of vermorzeld; welke is wenselijk
I. Nadat Jezus op maandag de hof van de heidenen op het tempelgebied overhoop gegooid had en allen naar buiten dreef, ging Jezus de volgende dag terug naar de tempel en gaf daar onderwijs.
A. Terwijl Jezus onderwijs gaf, kwamen de overpriesters en de oudsten naar Hem en vroegen Hem met welke bevoegdheid Hij dit deed en wie Hem die bevoegdheid heeft gegeven.
B. Zij wilden als het ware zijn Masters in Theologie degree zien en zij wilden weten waar hij het gehaald heeft. Kortom, zij wilden weten wat Zijn kwalificaties waren.
C. Wij zagen in vers 23 t/m 27 dat Jezus hun vraag niet direct beantwoordde. Maar Jezus gaf hun wél een antwoord op hun vraag, en Hij deed dit middels drie gelijkenissen.
i. De eerste gelijkenis ging over de twee zonen waarvan één wél en één niet gehoorzaam was aan hun vader.
ii. Vanmorgen gaan we kijken naar de tweede gelijkenis…
Lees vers 33-46
Vers 33- – “33Luister naar een andere gelijkenis. Er was iemand, een heer des huizes, die een wijngaard plantte. Hij zette er een omheining omheen, groef er een wijnpersbak in uit en bouwde een toren. En hij verhuurde hem aan landbouwers en ging naar het buitenland.”
I. De gelijkenis gaat over een huiseigenaar die zeer zorgvuldig een goed geplande wijngaard plantte.
A. Nadat de heer des huizes ervoor zorgde dat alles in de wijngaard tot in de kleinste details gebouwd werd en klaar was, besteedde hij het beheer van de wijngaard uit aan landbouwers. Hij heeft het in de moderne term geoutsourced!
i. Nadat de heer des huizes het beheer uit handen gaf, vertrok hij naar het buitenland.
II. Nu was er op dit moment nog niets te zien van de potentiële opbrengst, maar de heer des huizes ging ervan uit dat de wijngaard wel iets zou opleveren. Meestal duurde het zo’n vijf jaar voordat men letterlijk de vruchten kon plukken.
Vers 34 – “Toen de tijd van de vruchten naderde, stuurde hij zijn slaven naar de landbouwers om zijn vruchten te ontvangen.”
Vers 35 – “En de landbouwers namen zijn slaven, sloegen de één, doodden een ander, en stenigden een derde.”
I. Dit was niet de afspraak. Dit stond vast niet in de S.L.A. (Service Level Agreement).
II. De parallelle verzen uit Markus 12 geven het gedetailleerder weer:
A. Markus 12:2-5 – “2En toen het de tijd was, stuurde hij een slaaf naar de landbouwers om van de landbouwers zijn deel van de opbrengst van de wijngaard te ontvangen. 3Maar zij grepen en sloegen hem, en stuurden hem met lege handen weg. 4En hij stuurde weer een andere slaaf naar hen toe, en die stenigden zij en zij verwondden hem aan het hoofd en stuurden hem weg, nadat hij schandelijk behandeld was. 5En weer stuurde hij een andere en die doodden zij; en vele anderen, van wie zij sommigen sloegen en sommigen doodden.”
Vers 36 – “Nogmaals stuurde hij andere slaven, meer in aantal dan de eerste, en zij deden met hen hetzelfde.”
I. In deze gelijkenis is de heer des huizes God, de wijngaard is Israël, de landbouwers zijn de Joodse religieuze leiders en de slaven zijn Gods profeten.
A. God heeft door de eeuwen heen ontzettend veel geduld met Israël gehad. God heeft door de eeuwen heen talloze profeten naar Israël gestuurd om haar tot bekering te brengen; opdat zij vrucht zou dragen.
B. Maar wat deed Israël door de eeuwen heen met Gods profeten, Zijn woordvoerders?
i. Hebreeën 11:36-37 – “36Gods profeten hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis. 37Zij zijn gestenigd, in stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld.”
ii. Mattheüs 23:37 – “Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!”
a. Gods profeten werden door de eeuwen heen net zoals de slaven in deze gelijkenis mishandeld en gedood.
II. Mij valt hier in Mattheüs op hoe geduldig de heer des huizes in dit verhaal was. Hij bleef slaven sturen om op te eisen wat hem toebehoort!
A. Zo is God ook met Israël geweest. God bleef profeten naar Israël sturen. En elke keer werden zij afgewezen.
Vers 37 – “Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe en zei: Voor mijn zoon zullen zij ontzag hebben.”
I. In het parallelle vers uit Markus 12 staat dat de heer des huizes zijn enige zoon, die hij liefhad, naar de landbouwers stuurt.
II. Het is redelijk dat de heer des huizes zou denken dat de landbouwers ontzag zouden hebben voor zijn enige zoon die hij liefheeft.
Vers 38-39 – “38Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem.”
I. Het kwam in die tijd wel eens voor dat de heer des huizes in de tussentijd kwam te overlijden. Dan kwam de zoon oftewel de erfgenaam naar het verpachte land om zijn erfenis in bezit te nemen.
A. Als de landeigenaar gestorven was en er geen erfgenaam was, dan kon men het land oftewel de wijngaard zichzelf toeëigenen.
II. In deze gelijkenis geeft Jezus dus ook aan dat de landbouwers de enige erfgenaam uit de weg wilden ruimen zodat zij het land in bezit konden nemen.
III. In dit verhaal bedoelt Jezus natuurlijk dat Hijzelf de zoon is die de landbouwers vermoord hebben. Jezus spreekt hier over Zichzelf.
A. Alhoewel ik niet denk dat Zijn toehoorders dit doorhadden. Sterker nog, ik denk niet eens dat Zijn discipelen het op dit moment doorhadden.
Vers 40-41 – “40Wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij met die landbouwers doen? 41Zij zeiden tegen Hem: Hij zal die kwaaddoeners een kwade dood doen sterven en zal de wijngaard aan andere landbouwers verhuren, die hem de vruchten op hun tijd zullen geven.”
I. Jezus is briljant! Hij gebruikt in dit verhaal een praktijkvoorbeeld dat voor iedereen in dat gebied bekend was.
A. En wat doet Jezus? Wetende dat de overpriesters en de oudsten Zijn vraag exact op deze manier zouden beantwoorden, laat Hij hen hun eigen oordeel over zichzelf uitspreken.
i. Dit is trouwens een heel goed antwoord.
Vers 42 – “Jezus zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen in de Schriften: De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?”
I. Ik vind het geweldig hoe Jezus de religieuze leiders telkens aanspreekt op hun gebrek aan bijbelkennis. Tot zes keer toe staat er in Mattheüs dat Jezus aan hen vroeg: “Hebt u nooit gelezen in de Schriften?” M.a.w. lezen jullie je Bijbels niet?
A. Dit was voor de overpriesters en de schriftgeleerden en de Farizeeën een gigantische klap in het gezicht, want zij beroemden zich op hun enorme bijbelkennis.
II. Jezus citeert Psalm 118:22-23: “De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?”
A. Jezus is de steen die de bouwers verworpen hadden. En Israël is de bouwer die Jezus heeft verworpen.
i. Door de Evangeliën en Handelingen heen zien wij dat de Joden Jezus verwierpen.
ii. Johannes 1:11 – “Jezus kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.”
iii. Lukas 19:14 – “…Wij willen niet dat deze man koning over ons zal zijn.”
a. Jezus werd en wordt vandaag de dag nog steeds door Israël verworpen.
B. Maar dat neemt het feit niet weg, dat God de Vader Jezus tot een hoeksteen gemaakt heeft.
i. De hier genoemde hoeksteen is een essentieel onderdeel van het fundament van een bouwwerk.
ii. Het is de eerste steen die gehouwen en geplaatst wordt. En de plaatsing van alle overige stenen is volkomen afhankelijk van deze ene hoeksteen.
iii. Zonder een nauwkeurig geplaatste hoeksteen zal een gebouw niet goed staan en ook niet op de juiste plaats.
C. Het is wonderlijk in onze ogen dat God de Vader Jezus als hoeksteen bij de bouw van de kerk heeft geplaatst.
i. Wij die meebouwen aan Zijn kerk, moeten altijd rekening houden met de Hoeksteen.
a. Wij moeten ons altijd afvragen: Waar is de Hoeksteen geplaatst? Hoe is de hoeksteen geplaatst? Waar bevind ik mij in het bouwwerk?
ii. Wij horen niets in Zijn naam te doen zonder dat wij ons aanpassen aan de Hoeksteen.
a. Misschien ben ik een kleine bouwsteen die precies past op die plek waarvoor ik gehouwen ben.
b. Maar als ik per se de plaats van een grotere steen wil innemen, dan gaat dat ten koste van het bouwwerk. Dan breng ik de rotsvastheid van het gebouw in gevaar.
1. Het is dus zaak dat ik mezelf de plaats toeëigen in relatie tot de Hoeksteen oftewel waar Jezus mij per se hebben wil.
iii. Overigens, zonder de Hoeksteen, zonder Jezus is er geen kerk.
“De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?”
Vers 43 – “Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt.”
I. Jezus zegt nu zonder omhaal wat er met de Joden gaat gebeuren.
A. Omdat zij Jezus, de Hoeksteen, hebben verworpen, zal het Koninkrijk van God nu van hen weggenomen worden en aan een ander volk gegeven worden: namelijk aan de kerk.
II. Dan komt Jezus er weer op terug dat het dragen van vrucht voor Hem en voor God de Vader het doel is.
A. God wil dat ik als christen vrucht draag. Het is niet voldoende dat ik gered ben en dat ik daarme genoegen neem.
B. Nee, God wil genieten van mijn vruchtbare leven.
Vers 44 – “En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.”
I. Op het eerste gezicht lijkt geen van beide iets waar je echt op zit te wachten! Je zal óf verpletterd worden óf vermorzeld.
II. Jezus zegt: “wie op deze steen valt, zal verpletterd worden.”
A. Ten eerste heeft Jezus het nog steeds over de Hoeksteen, dus over Zichzelf.
B. Ten tweede, betekent het op deze steen vallen niet dat je er letterlijk op valt. De grondtekst laat ons het bijzondere ervan zien.
i. Het Centrum voor Bijbelonderzoek (CvB) zegt hierover: “Wij treffen het woord aan in de zin van ‘(voor iemand) neervallen’, d.w.z. zich voor iemand neerwerpen om zo nederigheid en onderworpenheid tot uitdrukking te brengen. In het bijzonder wordt gesproken over ‘neervallen’ voor God om te bidden of om Hem te aanbidden.”
a. Aan de hand van de definitie in de grondtekst zegt Jezus dus, dat wie zichzelf in nederigheid en onderworpenheid voor Jezus in gebed of aanbidding neerwerpt, verpletterd zal worden.
1. Nou, daar zit ik ook niet echt op te wachten: het verpletterd worden.
III. Ook hier is het noodzakelijk om naar de grondtekst te kijken, want als wij alleen naar het Nederlandse woord ‘verpletterd’ kijken dan lijkt dat zo geweldadig, zo onaangenaam.
A. In de grondtekst betekent het simpelweg: gebroken. M.a.w. degenen die zich voor Jezus Christus neerwerpen, zullen gebroken worden.
B. Wat bedoelt Jezus hiermee? Hoe ziet die gebrokenheid er uit? Lees de Zaligsprekingen (vs. 3-11).
i. Lukas 5:1-8 – “1En het gebeurde, toen de menigte op Hem aandrong om het Woord van God te horen, dat Hij bij het meer Gennesaret stond. 2En Hij zag twee schepen aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gegaan en spoelden de netten. 3Hij ging aan boord van één van die schepen, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land af te varen, en Hij ging zitten en onderwees de menigte vanuit het schip. 4Toen Hij ophield met spreken, zei Hij tegen Simon: Vaar naar het diepe gedeelte en werp uw netten uit om te vangen. 5Maar Simon antwoordde en zei tegen Hem: Meester, wij hebben heel de nacht gewerkt en niets gevangen, maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen. 6En nadat zij dat gedaan hadden, vingen zij een grote hoeveelheid vissen en hun net begon te scheuren. 7En zij wenkten hun metgezellen, die in het andere schip waren, dat zij hen moesten komen helpen. Die kwamen en zij vulden beide schepen, zodat zij bijna zonken. 8Toen Simon Petrus dat zag, viel hij neer voor de knieën van Jezus en zei: Heere, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens.”
a. Petrus was op dat moment doordrongen van het feit dat Jezus de Messias is. En wat doe hij? Hij valt op de Hoeksteen en is gebroken.
IV. Zoals er in de Zaligsprekingen staat, zoals Jezus zegt dat ik door de nauwe poort het Koninkrijk binnen moet gaan en op het smalle pad moet blijven wandelen die naar het leven leidt, zo moet een ieder die gered wil worden, vallen op de Hoeksteen.
Vers 44 – “…wie op deze steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.”
I. In deze zin zegt Jezus heel duidelijk dat het oordeel over Israël heen zal komen. De steen des aanstoots zal op Israël vallen als de steen des oordeels.
A. In de grondtekst betekent het woord ‘vermorzelen’ dat iets helemaal tot poeder gemalen wordt.
B. Het wordt ook gebruikt in de zin dat het koren van kaf gezuiverd werd. Het CvB zegt: “het wordt in eerste instantie gebruikt voor ‘gedorst graan met een wan zuiveren’ door het in de lucht te schudden, waarbij het kaf weggeblazen wordt.”
i. Dit gebeurde letterlijk toen Jeruzalem in 70 na Chr. door de Romeinse Keizer Titus geheel verwoest werd en alle Joden verdreven en verstrooid werden.
II. Het vermorzelen heeft ook een bredere betekenis in de zin dat een ieder die Jezus verwerpt, onder Gods oordeel komt te staan, d.w.z. niet gered zal worden.
A. Johannes 14:6 – “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij!”
B. Handelingen 4:11-12 – “11Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. 12De zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.”
C. 1 Johannes 5:11-12 – “11En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. 12Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.”
Vers 45-46 – “45En toen de overpriesters en Farizeeën deze gelijkenissen van Hem hoorden, begrepen zij dat Hij over hen sprak. 46En zij probeerden Hem te grijpen, maar zij waren bevreesd voor de menigten, omdat die Hem voor een profeet hielden.”
I. Het kwartje viel en toch verhardden zij zich. . .
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl