Mattheüs 6:1-4 – Geven vanuit de juiste motieven
I. Vorige keer hebben wij een begin gemaakt met Mattheüs 6. Ik had gezegd, dat hoofdstuk 6 uit twee delen bestaat.
A. Het eerste deel, vers 1-18, heeft te maken met de godsdienstige plichten van elke christen:
i. Het geven van liefdegaven, het bidden en het vasten.
B. Het tweede deel, vers 19-34, is heel praktisch en het heeft te maken met hoe de christen in het leven hoort te staan t.a.v. wat hij/zij in het dagelijks leven nodig heeft.
II. Wij hebben vorige keer gezien, dat op alle drie de gebieden: het geven, het bidden en het vasten een basisprincipe van toepassing is.
A. Het basisprincipe is, dat de christen zijn/haar gerechtigheid niet beoefent in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden oftewel dat je de aandacht vestigt op jezelf i.p.v. op God!
i. Deze keer zullen wij een begin maken met hoe wij dit in de praktijk kunnen brengen.
III. Één van de kenmerken van religie vs. relatie is, dat degenen die religieus zijn graag het applaus van mensen willen krijgen. Zij beoefenen hun godsdienst op zo’n manier uit dat zij de aandacht op zichzelf vestigen.
A. Bij een religieus mens gaat het vooral om het uiterlijke vertoon van hun eigen geestelijkheid, hun eigen vroomheid, hun eigen goedheid, rechtvaardigheid, heiligheid, oprechtheid, ijver, passie, enz…
i. Zij zijn heel demonstratief hierin, omdat zij graag door mensen gezien en erkend willen worden als goede christenen. (denk aan Mrs Oleson uit ‘Het kleine huisje op de prairie’)
B. De schriftgeleerden en de Farizeeën waar Jezus het over heeft, vormden het toppunt van religieuze schijnheiligheid.
i. Vandaar dat Jezus dit onderwerp ook aansnijdt en tegen Zijn discipelen en tegen ons zegt: “Wees op uw hoede”
Vers 1 – “Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft (gerechtigheid niet beoefent) in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.”
I. Elke keer wanneer Jezus Zijn discipelen ernstig wil waarschuwen zegt Hij: “Wees op uw hoede”.
A. Jezus zegt hiermee: Let op! Je moet je aandacht richten op wat ik je nu ga vertellen. Je moet erop toezien, dat je je vasthoudt aan wat ik je nu ga vertellen. Je moet gehoor geven aan, je moet je bezighouden met, je moet je toeleggen op, je moet je verstand en aandacht richten op wat ik je nu ga vertellen:
i. “Wees op uw hoede dat u uw gerechtigheid niet beoefent in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.”
II. Vorige keer heb ik dit basisprincipe behandeld, dus ga ik er deze keer niet op in. Ook heb ik het gehad over de beloning die God ons zal geven, dus ook hier gaan wij het deze keer niet over hebben.
A. Wij gaan nu gewoon kijken naar de praktijkvoorbeelden die Jezus ons geeft om te leren hoe wij dit in praktijk kunnen brengen.
Vers 2 – “Wanneer u dan een liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al.”
I. Hier zegt Jezus: “Wanneer u dan en liefdegave geeft”. In vers 5 zegt Jezus: “wanneer u bidt”. En in vers 16 zegt Jezus: “wanneer u vast”.
A. Jezus zei niet: “als”, maar “wanneer”. Het geven, het bidden en het vasten is voor de christen dus geen kwestie van “als”, maar een kwestie van “wanneer”! Wij horen dit te doen!
II. En dus, “Wanneer u dan een liefdegave geeft laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden.”
A. Wij weten niet precies of deze huichelaars waar Jezus het over heeft, letterlijk op een bazuin gingen blazen wanneer zij een liefdegave gaven. Wel weten wij, dat Jezus dit voorbeeld gebruikt om aan te geven, dat deze huichelaars wanneer zij iets gaven, het deden om de aandacht en de eer van mensen te krijgen.
III. Jezus zegt: “Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al.”
A. Als iemand een liefdegave in de naam van God geeft met het verlangen om door mensen gezien en geëerd te worden, dan, zegt Jezus, dat zij hun beloning reeds ontvangen hebben.
i. Ze hebben ontvangen wat ze verlangden, namelijk de roem van mensen.
ii. En daarom is God hun niets schuldig, omdat zij niets vanuit de juiste en oprechte motieven hebben gegeven.
Vers 3-4 – “3Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, 4zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”
I. Ten eerste zegt Jezus, dat wij onze liefdegaven niet moeten geven om door mensen gezien te worden. Dit doen wij door anderen op geen enkele wijze te kennen te geven wat wij doen.
II. Maar, hier in vers 3 legt Jezus de lat een stuk hoger. Jezus zegt: “geef het jezelf niet eens te kennen”. Wat bedoel ik?
A. Sommige mensen vinden het op zich niet zo moeilijk om hun giften niet aan andere mensen kenbaar te maken, maar vaak houden mensen voor zichzelf wél bij wat zij gegeven hebben.
i. Bijvoorbeeld. Het komt mij ter ore, dat een gezin in onze gemeente financiële problemen heeft en ze hebben met spoed x bedrag nodig om te voorkomen, dat zij hun huis kwijtraken.
ii. De Heere heeft mij op dat moment financieel gezegend, waardoor ik in staat ben om dit gezin uit de brand te helpen, door hun x bedrag te kunnen schenken.
iii. Jezus vraagt hierin van mij dat ik 1) dit aan niemand te kennen geef en 2) dat ik dit ook niet aan mezelf te kennen geef.
a. M.a.w. op het moment dat ik het bedrag aan dit gezin geschonken heb, moet ik het vergeten. Ik moet er niet meer aan denken. Waarom?
b. Omdat God alles bijhoudt wat ik in het verborgene voor Hem doe. God ziet alles en God registreert alles.
1. Ik hoef mij hier niet mee bezig te houden.
B. Als ik voor mezelf een register onderhoud van alles dat ik aan mensen gegeven heb, dan ben ik heel fout bezig. Al is het geen letterlijk register, maar een mentaal register, het zal vroeg of laat tussen mij en de begunstigden in komen. Hoezo?
i. Stel dat op het moment dat ik dit gezin het geld schenk onze relatie uitstekend is. Maar na verloop van tijd, door omstandigheden en misverstanden bekoelt de relatie en ik moet maar blijven denken aan dat geld.
ii. Nu ben ik niet alleen fout bezig, maar ik ben ook nog eens prooi voor de duivel. Want hij zal gebruik maken van de situatie en zal allerlei leugens in mijn oor fluisteren.
a. “Zie, je had het geld beter aan iets anders kunnen besteden!” “Kijk hoe ondankbaar ze zijn!” “En zij noemen zichzelf christenen!” “Kijk, ze zijn hun huis uiteindelijk toch kwijt geraakt!” “Zonde van je geld!”
1. En het laatste dat ik wil doen, is de duivel de ruimte en de gelegenheid te geven om ons getuigenis te schaden.
iii. Als ik me bezig houd met het bijhouden van wat ik aan wie gegeven heb, dan zou het niet alleen mijn relatie met de begunstigden negatief kunnen beïnvloeden, maar het zal uiteindelijk de Heere God schande aandoen.
Vers 3-4 – “3Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, 4zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”
I. Nogmaals alles dat ik geef, wat alleen voor God de Vader en mij kenbaar is, zal God nauwkeurig bijhouden. Ik hoef mij geen zorgen te maken, dat ik verlies zal lijden. Nee, God zal het mij vergelden.
A. Lees Mattheüs 25:31-40
i. Hier zien wij, dat Jezus ,wanneer wij ons laatste beoordelingsgesprek met Hem zullen voeren, Zijn register zal openen en Hij zal opnoemen wat wij voor Hem gegeven hebben.
a. Het zal mij totaal niet verbazen, dat Jezus mij zal verassen met dingen die Hij geregistreerd heeft, die ik òf vergeten ben óf mij er totaal niet van bewust was.
II. Ik geloof, dat ik wanneer ik mezelf volkomen overgeef aan de Heere, wanneer ik dicht bij Hem leef, wanneer ik Hem nauwgezet navolg en van Hem houd met heel mijn hart, verstand, ziel en kracht, het vaak niet eens door zal hebben. dat ik aalmoezen geef aan mensen die het nodig hebben.
A. Naarmate ik meer in de Geest wandel en naarmate Jezus meer gestalte in mij krijgt, zal het ‘geven’ een natuurlijk onderdeel zijn van wie ik ben. Het gebeurt gewoon.
i. Het helpt mij hierbij, dat ik mijn ogen gericht houd op het kruis waar Jezus mij gekocht heeft met Zijn bloed.
ii. Als ik doordrongen ben van alles wat Jezus voor mij geleden en doorstaan heeft, dan zal mijn respons zijn, dat ik Hem liefheb boven alles, ook boven mezelf.
a. Dan zal het geven geen opgave meer zijn, al kost het mij veel, ik zal het met een blijmoedig hart doen.
III. Wat zijn liefdegaven? Wat verwacht God van mij dat ik geef? Wat moet ik geven?
A. Ten eerste spreekt Jezus hier niet over het geven van geld aan de plaatselijke kerk, want Jezus ziet het geven van “tien-den” aan de plaatselijke kerk als een gegeven.
i. De apostel Paulus onderwijst ons hierover in 1 en 2 Korinthe. Ik heb in een eerder jaar vier zondagen besteed aan dit onderwerp.
B. Vandaag de dag zijn er zat charitatieve instellingen die ons geld nodig hebben om in de levensbehoeften van de armen in derde wereldlanden te voorzien.
i. Dit is een mogelijkheid.
C. Om het persoonlijker te maken kunnen wij de Heere vragen om opmerkzamer te zijn voor de behoeften om ons heen.
i. Als je ervoor openstaat, zal God je bewust maken van bepaalde noden van mensen.
a. Als je weet, dat iemand het niet breed heeft, geef hem 50 euro voor boodschappen. Of als je weet, dat zij op vakantie gaan, geef hun iets.
b. Breng een tas met boodschappen naar hen toe.
c. Of stop wat geld in een envelop en stop het in hun brievenbus.
1. Wees creatief hierin; wanneer je het doet, vergeet het, denk er nooit meer aan. God weet het.
D. Het geven van liefdegaven hoeft niet per se uitgedrukt te worden in geld.
i. Ik kan iemand praktisch helpen door boodschappen voor hen doen of voor iemand te koken of bij hen thuis schoon te maken of iemand te helpen met het verkopen van een auto.
a. Denk aan mindervaliden of mensen die ziek zijn of mensen die net een partner verloren hebben of mensen die door overmacht gescheiden zijn of mensen die werkeloos zijn of mensen die in de financiële problemen zitten enz…
1. Mensen die zich in dit soort omstandigheden bevinden, hebben gewoon hulp nodig.
IV. Nogmaals, het is voor de christen geen kwestie van “als” ik een liefdegave geef, maar het is een kwestie van “wanneer” ik een liefdegave geef.
A. God is een vrijgevende God. Hij GAF Zijn eniggeboren Zoon. Hij GEEFT ons Zijn Geest. Hij GEEFT ons leven. Hij GEEFT ons redding. Hij GEEFT ons een zekere toekomst. Hij GEEFT ons alles dat wij nodig hebben en nog veel meer!
i. Hij heeft het Evangelie aan ons GEGEVEN, zodat wij Zijn handen en voeten zullen zijn om o.a. liefdegaven te geven aan degenen die het nodig hebben.
B. Het geven van liefdegaven is iets heiligs, het toont het hart van God, het verheerlijkt God, het laat ons zien, dat Hij leeft en dat Hij in ons leeft.
i. Daarom is mijn beweegreden, mijn motief om te geven zo ontzettend belangrijk. Het gaat niet om mij! Er staat veel meer op het spel dan mijn reputatie.
V. Religie is een dood systeem van regels, wetten en een uiterlijk vertoon van het naleven van deze regels en wetten. Religie is onpersoonlijk, omdat religie de mens niet in staat kan stellen om God persoonlijk te kennen.
A. Religie zal mij dus ook nooit in staat kunnen stellen om mijn liefdegaven te kunnen geven zonder dat ik er de nodige erkenning voor wil krijgen.
B. Alleen d.m.v. mijn relatie met de levende God van de Bijbel ben ik in staat om te doen wat God hier van mij vraagt.
i. Ik doe het, omdat de liefde van Christus mij ertoe dringt. Ik doe het, omdat ik van God houd, omdat ik Hem wil verheerlijken en omdat ik van Hem te horen wil krijgen: “Goed gedaan, goede en trouwe dienstknecht”.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl