Mattheüs 5:21-48 – Inleiding
I. Deze vraag wordt vaak gesteld door zowel christenen als niet-christenen: “hoe kan men zeker zijn van de betekenis van wat er in de Bijbel geschreven staat?”
A. Ten eerste is de Bijbel geschreven voor gelovigen. En de echte gelovige, die zichzelf verloochent, die zijn kruis opneemt en die Jezus navolgt, die vervuld is met en die wandelt in de Heilige Geest, die wordt door de Heilige Geest Zelf onderwezen opdat hij/zij de zekerheid kan krijgen over de betekenis van de Bijbel.
i. Johannes 14:26 – “Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.”
ii. Johannes 16:13a – “Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid,…”
a. Jezus belooft hier aan Zijn trouwe volgelingen, dat de Heilige Geest hen zal onderwijzen en hun de weg wijzen in heel de waarheid.
1. Ik geloof dus, dat de Heilige Geest onmisbaar is in het kunnen verstaan en begrijpen van Gods Woord, de Bijbel. Dat is één!
B. Ten tweede is het de verantwoordelijkheid van de christen zelf om een student van de Bijbel te zijn. D.w.z. iemand die zichzelf inzet om de Bijbel te bestuderen; om de Bijbel te leren kennen; om de Bijbel zichzelf toe te eigenen. Misschien klinkt dit raar, maar iedere christen hoort een theoloog te zijn.
Ik bedoel niet dat je naar de theologische hogeschool hoeft te gaan, maar dat je God bestudeert, dat je God d.m.v. de Bijbel beter leert kennen.
i. 2 Timotheüs 2:15 – “Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt.”
a. Paulus moedigt Timotheüs aan om zichzelf geheel te geven, om zichzelf als welbeproefd voor God te stellen, als iemand wiens vaardigheden de beproevingen hebben doorstaan.
b. Als iemand die keihard werkt om tot een goed resultaat te komen, zodat hij zich niet hoeft te schamen.
1. Wij kennen denk ik allemaal wel het schaamtegevoel wanneer wij niet goed voorbereid zijn voor een toets en de docent stelt ons een vraag waarop wij het antwoord niet weten.
c. Paulus zegt: doe er alles aan dat binnen jouw vermogen is om het Woord van God, het Woord van de waarheid, recht te snijden.
1. Dit rechtsnijden van het Woord van God, de Bijbel, heeft te maken met het op een juiste manier bestuderen van de Bijbel.
2. Er is namelijk een juiste manier en er zijn heel veel foute manieren hoe men de Bijbel kan benaderen, bestuderen en interpreteren.
ii. Zonder hier al te diep op in te gaan wil ik slechts enkele dingen noemen.
a. Ten eerste is het een must, dat wij alles dat in de Bijbel staat in de context lezen waarin het geschreven staat.
1. M.a.w. wij mogen nooit één Bijbelvers nemen en daarvan een leerstelling maken zonder dat je het hoofdstuk waarin het geschreven staat, en het hoofdstuk ervoor en erna in beschouwing neemt.
2. Een van de grootste fouten die zelfs hedendaagse voorgangers maken, is om een Bijbelvers uit zijn context oftewel uit zijn directe verband te halen en daarvan een doctrine te maken.
3. Dit is een foute benadering van de Schrift en als je dit doet, ga je gegarandeert de mist in.
(i) Daarom gaan wij boek voor boek, hoofdstuk voor hoofdstuk, vers voor vers door de Bijbel heen. Context!
b. Ten tweede, wanneer je de Bijbel leest of bestudeert moet je jezelf een aantal vragen stellen: Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?
1. Wie? – Wie spreekt er en tot wie wordt er gesproken? Over wie gaat het? Voor wie is het bestemd?
2. Wat? – Wat gebeurt er? Wat is er gaande? Wat zijn de omstandigheden?
3. Waar? – Waar vindt plaats wat je leest?
4. Wanneer? – Wanneer vindt dit plaats? In welk tijdperk? In welke fase van iemands leven? Voor wanneer is dit bestemd?
5. Waarom? – Waarom staat dit geschreven? Wat is de reden dat God het nodig acht om dit in de Bijbel te plaatsen? Waarom is dit voor jou van belang?
6. Hoe? – Hoe zal hetgeen je leest geschieden? Hoe zal het gedaan moeten worden?
(i) Dit lijkt op heel veel werk! Dat is het ook! Maar, als je eenmaal gewend raakt aan deze methode, dan wordt het als een tweede natuur.
(ii) Vandaar dat Paulus Timotheüs aanspoort om zich hierin te beijveren.
(iii) Dit vereist discipline, vastberadenheid en de wil en de gedrevenheid om er koste wat kost achter te willen komen wat er nu daadwerkelijk staat en wat het betekent.
c. Een zeer gerespecteerde Bijbelleraar in Californië, John MacArthur gaf, toen hij in aanmerking kwam om het voorgangerschap van Grace Community Church van zijn vader over te nemen, als voorwaarde aan, dat hij gemiddeld 32 uur per week nodig had om zijn preek voor te bereiden.
1. Ik zou wel willen dat ik zo veel tijd kan besteden aan mijn preek voorbereiding.
(i) Ik besteed er slechts 20 uur per week aan om mijn preek voor de zondag voor te bereiden. Vergeleken met MacArthur raffel ik het af.
C. Maar om terug te komen op de vraag: “hoe men zeker kan zijn van de betekenis van wat er in de Bijbel geschreven staat, of wat de Bijbel nu eigenlijk bedoelt”. Het is dus noodzakelijk dat 1) de Heilige Geest ons de weg wijst 2) wij onszelf geheel geven aan het rechtsnijden van Gods Woord.
II. Ik haal ik dit vanmorgen aan, omdat het Bijbelgedeelte waar wij deze keer mee beginnen bij uitstek vatbaar is voor meerdere interpretaties. Het rechtsnijden van Gods Woord, het stellen van de W&H vragen is dus onmisbaar.
A. Het is noodzakelijk, dat wij deze keer eerst een goede basis neerleggen, opdat wij in staat gesteld worden om de woorden van Jezus goed te kunnen begrijpen.
III. Deze keer gaan wij het anders doen dan wij gewend zijn. Wij gaan namelijk samen één van de stappen doorlopen om tot die basis te komen.
A. Wie?
i. (1) Wie spreekt hier en tot wie wordt er gesproken?
a. (2) Mattheüs 5:1-2 – “1Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. 2En Hij opende Zijn mond en onderwees hén…”
ii. (3) Over wie gaat het?
a. (4) Mattheus 5:20 – “Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.”
b. (5) Mattheus 5:21, 27, 31, 33, 38, 43
· “21U hebt gehoord dat tegen de ouden gezegd is…”
· “27U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is…”
· “31Er is ook gezegd…”
· “33Verder hebt u gehoord dat tegen de ouden gezegd is…”
· “38U hebt gehoord dat er gezegd is…”
· “43U hebt gehoord dat er gezegd is…”
1. Het gaat hier dus over datgene wat door de Schriftgeleerden en de Farizeeën verkondigd en gehandhaafd wordt.
(i) Het gaat over wat zij de gewone mensen leren over God en over de redding van de mens.
ii. (6) Voor wie is dit Schriftgedeelte bestemd?
a. Mattheüs 5:1-2 – “1Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. 2En Hij opende Zijn mond en onderwees hén…”
1. Een ieder die Jezus Christus navolgt, is een discipel. Het is dus voor ons bestemd; wij die Jezus Christus navolgen.
B. Wij hebben nu slechts één van de vijf “W” vragen beantwoord, namelijk de “Wie” vraag.
C. De “wat”, “waar”, “wanneer”, “waarom” en “hoe” vragen hebben wij nog niet eens gesteld en kijk hoe ver wij al gekomen zijn.
i. Door de “Wie” vraag te stellen weten wij, dat Jezus Degene is Die hier spreekt en dat Hij deze toespraak specifiek tot Zijn discipelen richt.
ii. Wij weten, dat Jezus de leer en de tradities van de schriftgeleerden en de Farizeeën tegenspreekt, dat Hij deze volkomen onderuit haalt.
iii. Wij weten, dat de Bergrede van Jezus niet alleen voor de Joden van die tijd bestemd is, maar ook voor ons, wij die rasechte christenen zijn zoals omschreven in de Zaligsprekingen.
IV. LEES MATTHEUS 5:21-48
V. Zoals ik eerder aangaf, is het zeer belangrijk dat dit schriftgedeelte op de juiste manier benaderd wordt. Want Jezus zegt hier extreme dingen, dingen zoals: ruk je oog uit, hak je rechterhand af, als je iemand een dwaas noemt, dat je in de hel terecht komt, enz…
A. Omwille van de tijd zal ik zelf nog twee “W” vragen beantwoorden, namelijk “wat” en “waarom”.
VI. Wat gebeurt hier? Wat is hier gaande? Wat zijn de omstandigheden?
A. Wat hier gebeurt, is dat Jezus Zijn discipelen en de menigte leert over het Koninkrijk der Hemelen, oftwel het Koninkrijk van God. Deze twee termen betekenen hetzelfde.
i. Mattheus 3:1-2 – “1In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 2en zei: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
ii. Mattheus 4:17 – “Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
iii. Mattheus 4:23 – “En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk.”
iv. Mattheus 5:3 – “Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.”
v. Mattheus 5:10 – “Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.”
vi. Mattheus 5:19 – “Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen.”
vii. Mattheus 5:20 – “Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.”
B. Jezus leert ons hier over wie toegelaten zal worden in het Koninkrijk van God.
i. In de Zaligsprekingen omschrijft Jezus het karakter van de christen: de armen van geest, zij die treuren over hun zonde, de zachtmoedigen, zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, de barmhartigen, de reinen van hart, de vredestichters en zij die omwille van de gerechtigheid vervolgd worden.
ii. Dit zijn de karaktereigenschappen van een hemelburger, van iemand die toegang zal krijgen tot Gods Koninkrijk, van de echte christen.
a. Jezus wilde Zijn discipelen en de menigte duidelijk maken, dat, alhoewel Zijn genezing van zieken, verlamden en bezetenen belangrijk was, hun eeuwige bestemming het allerbelangrijkste is.
1. Als Jezus de mensen alleen maar genas en hun niet vertelde hoe zij het Koninkrijk van God in kunnen komen, dan zou Hij hen alleen maar tijdelijk geholpen hebben en hen vervolgens naar de eeuwige verdoemenis laten gaan.
VII. Waarom staat dit geschreven? Waarom acht God het nodig om dit in de Bijbel te plaatsen? Waarom is dit voor ons van belang?
A. Er waren namelijk twee groepen tegen wie Jezus sprak. De menigte die Jezus volgde wegens de wonderen die Hij verrichtte, en de schriftgeleerden en de Farizeeën die meenden het Koninkrijk van God in te kunnen gaan op basis van hun uiterlijk vertoon van hun godsdienst.
B. Jezus zegt in vers 17, dat Hij niet gekomen was om de Wet en de Profeten af te schaffen, maar om deze te vervullen.
i. Dit is heel belangrijk, want Jezus gaat vervolgens in vers 21 t/m 48 tegen de leer van de schriftgeleerden en de Farizeeën in.
ii.Tot zes maal toe zegt Jezus in deze verzen: “U hebt gehoord, dat…. Maar IK zeg u”.
a. Jezus zei hier niet: “Er staat geschreven, maar IK zeg u”.
C. Tijdens hun gevangenschap in Babel hadden de Joden hun Hebreeuwse taal vergeten. In de tijd van Jezus sprak en las geen van hen Hebreeuws, zij spraken Aramees.
i. De Wet en de Profeten (hun versie van de Bijbel) die toen beschikbaar was, was alleen in het Hebreeuws geschreven, maar die konden de gewone mensen niet lezen.
a. De gewone mensen waren dus afhankelijk van de schriftgeleerden en de Farizeeën die als enige nog Hebreeuws spraken en lazen.
b. Het probleem was, dat de schriftgeleerden en de Farizeeën het Woord van God niet rechtsneden. Zij voegden allerlei regels en tradities toe aan Gods Woord. Waaronder ook de dingen die Jezus in vers 21-48 aanhaalt.
c. Tegen de tijd dat Jezus op aarde kwam, was hun leer dusdanig verbasterd, dat Jezus hen weer terug moest brengen naar de basis, terug naar het zuivere Woord van God.
1. Vandaar dat Hij zegt: “U hebt gehoord dat… Maar, IK zeg u”.
d. In Mattheüs 7:29 staat: “Jezus onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden.”
1. De schriftgeleerden refereerden altijd naar andere zogenaamde bijbelleraren. Rabbi Hillel zegt dit, of Rabbi Shamai zegt dat!
(i) Jezus daarentegen sprak in de Bergrede als dé auteur van de Wet van God. Hij sprak als Degene Die aan Mozes de Tien Geboden had gegeven.
D. Wanneer wij het Evangelie met mensen delen, dan is het noodzakelijk dat wij éérst het probleem aan de mensen bekend maken voordat wij met het Evangelie (het goede nieuws) aankomen.
i. Want, wat heeft iemand aan een verlosser en redder als hij niet inziet dat hij verlost en gered moet worden?
a. Het is dus zaak om mensen eerst te helpen om in te zien, dat zij zondaars zijn. Als zij eenmaal inzien, dat zij hopeloos verloren zijn, dan heeft het Evangelie pas impact.
ii. In vers 21-48 brengt Jezus dit concept op een totaal ander niveau. Hij laat ons zien, dat het voor de mens volkomen onmogelijk is om in het Koninkrijk van God te kunnen komen.
a. Jezus zegt, dat je niet eens hoeft te moorden om schuldig bevonden te worden van moord. Je hoeft slechts boos te zijn op je naaste, je hoeft slechts iemand te haten om door God schuldig verklaard te worden voor moord.
b. Je hoeft niet eens daadwerkelijk overspel te plegen om daaraan schuldig te zijn, maar slechts het verlangen naar een andere vrouw in je hart / gedachten / fantasie, maakt je al schuldig aan overspel.
c. In vers 20 zegt Jezus: “Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.”
1. Bij de schriftgeleerden en de Farizeeën ging het om het uiterlijke vertoon van hun godsdienst. En zij waren qua uiterlijk vertoon onberispelijk.
(i) Maar bij God gaat het niet om het uiterlijke vertoon, maar om je hartsgesteldheid.
d. In vers 48 zegt Jezus: “Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.”
VIII. Jezus laat ons enerzijds zien, dat het menselijk onmogelijk is om te zijn en te doen zoals vers 21-48 omschrijft.
Maar anderzijds bemoedigt Jezus Zijn discipelen, omdat Hij hiermee aangeeft, dat God de Vader ervoor zal zorgen dat Zijn discipelen dit zullen worden.
A. Als ik dit lees en als ik weet dat God dit van mij vraagt, dan kan dit mij ontzettend ontmoedigen, omdat ik van mezelf weet, dat ik dit nooit in eigen kracht waar kan maken.
B. Maar, daarom is Jezus gekomen. Hij heeft mij verzoend met God de Vader, Hij heeft mij toegang gegeven tot Gods troon der genade, Hij heeft mij de Heilige Geest gegeven Die nu in mij woont om steeds meer en meer op de Vader te gaan lijken. Zo Vader zo zoon.
i. Dus, wees niet ontmoedigd, maar zoek God hierin! Vraag het aan God om je zo te maken. Ik garandeer je, dat als je dit in alle oprechtheid vraagt, dit gebed zeker verhoord zal worden.
Bijbelstudie en Uitleg Inleiding op Mattheüs 5:21-48 – Calvary Chapel Haarlemmermeer
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl